Akkerman en Limpens hebben beiden een visie op positief vastgoed. ‘Gezondheid en circulariteit zijn echt onderbelichte risico’s voor de toekomst,’ zo verklaart Limpens. ‘We willen zorgen dat een gebouw een positieve toevoeging is aan zijn omgeving. Denk bijvoorbeeld aan gebouwen die fijnstof en stikstofoxiden uit de lucht filteren, hittestress voorkomen, bijdragen aan de gezondheid of anderszins bijdragen aan de leefomgeving.’
Volgens Akkerman is het nú tijd om anders te denken. ‘De samenleving heeft zich gecommitteerd aan klimaatdoelen. Duurzaamheid wordt vertaald naar een lage energierekening, maar de best geïsoleerde gebouwen zijn niet per definitie de gezondste gebouwen. Bij het ontwerpen van gebouwen wordt tegenwoordig wel nagedacht over een betere ruimtelijke structuur die mensen uitnodigt tot bewegen bijvoorbeeld. Ontwerpers staan stil bij daglichttoetreding en natuurlijk is dat belangrijk, maar het is ook zaak een gezonder binnenklimaat te creëren. In een verzorgingstehuis of in een schoolgebouw, dat hebben we wel geleerd tijdens de pandemie, luistert het binnenklimaat bijvoorbeeld heel nauw. Wij kunnen daar vanaf het ontwerp tot en met oplevering, inrichting en beheer over adviseren en in ondersteunen.’
Schadelijke stoffen: funest voor gezondheid en circulariteit
Met één belangrijk aspect wordt nog te weinig rekening gehouden in het huidige bouwproces: de stoffen waaruit de gebruikte bouwmaterialen opgebouwd zijn, stellen Akkerman en Limpens. ‘Veel bouwmaterialen bevatten giftige stoffen. We weten uit wetenschappelijk onderzoek dat deze stoffen een negatief effect op de cognitieve prestatie of op de gezondheid hebben, en tevens het circulaire potentieel keihard beperken. Het begint ermee te weten uit welke stoffen het product opgebouwd is, liefst tot op 100 ppm, parts per million.’
Limpens: ‘Ons land kent regels vanwege het gevaar van asbest of van oplosmiddelen in bepaalde verfsystemen, maar dat is slechts het topje van de ijsberg. Er zijn nog heel veel andere stoffen waarvan de bouwsector het risico nog niet herkent. Ik weet wel, het ontbreekt veelal aan praktische kennis in de uitvoering en een opdrachtgever weet vaak ook nog niet wat hij moet vragen. Drees & Sommer en EPEA hebben die kennis wel en kunnen ondersteunen bij die gezonde keuzes.’
Gezond handelen, aldus Akkerman, heeft nog allerlei andere dimensies. ‘Zo kunnen we ook het gesprek aangaan over hoe we omgaan met hemelwater, restmaterialen en zelfs ook de etenswaren die we nuttigen in een gebouw. Dat is voor maatschappelijke organisaties zeker een vraagstuk. Wat kopen we in? Hoe gaan we om met de restproducten? Het gaat ons om het totaalbeeld; niet alleen om het gebouw, maar ook om het gebruik van en het handelen in dat gebouw.’
Positieve impact
Volgens Limpens heeft Gemeente Venlo met de realisatie van haar stadskantoor het goede voorbeeld gegeven. In het ontwerp van Kraaijvanger is het Cradle to Cradle denkraam leidend en is gezondheid als belangrijkste uitgangspunt gekozen. De architect haalde zoveel mogelijk daglicht en groen naar binnen, creëerde routes waardoor mensen gaan bewegen en gebruikte alleen gezonde materialen. Hierdoor daalde het ziekteverzuim significant en zijn de investeringen snel terug verdiend.
In de ogen van Akkerman en Limpens rust er een speciale verantwoordelijkheid op de schouders van ontwikkelaars. ‘Alle vastgoed zal vastgoed met een positieve bijdrage voor de omgeving worden en wordt daarmee maatschappelijk vastgoed, ongeacht de functie’, aldus Limpens. Akkerman vervolgt: ‘Juist omdat elk gebouw van waarde is voor de maatschappij. En die waarde strekt verder. Met onze architectuur en de keuzes die we maken in de gebouwde omgeving kunnen we ook ondersteunend zijn in de sociale component. Maar dat sociale aspect, kwaliteit van leven in gezonde gebouwen in een gezonde leefomgeving, moet in de gebouwde omgeving vanzelfsprekend worden.’
Europese regels
Akkerman wijst nog op een juridische reden waarom het creëren van gezonde en circulaire gebouwen onontkoombaar wordt. ‘ Vanwege regelgeving uit Europa, bijvoorbeeld de EU Taxonomy en de Corporate Sustainability Reporting Directive ofwel CSRD-richtlijn, moeten steeds meer ondernemingen gaan rapporteren over hun duurzaamheidsprestaties. Eerst zijn beursgenoteerde ondernemingen aan de beurt, maar dat is niet meer dan een eerste stap. Wij voorzien dat de komende jaren de eisen verder worden aangescherpt. Opdrachtgevers doen er dus verstandig aan daar nu al op te anticiperen en ‘stranded assets’ te voorkomen.’
Dit artikel is gesponsord door Drees & Sommer.