‘Rotterdam kijkt niet graag weg’, legt Schreuder uit. ‘Dat betekent: er snel bij zijn als gemeente, problemen signaleren en het juiste instrumentarium hebben om er wat aan te kunnen doen. We willen niet lijdzaam achterover hangen en achteraf moeten concluderen dat het toch wel heel vervelend is allemaal.’ Dat instrumentarium, daar wordt op dit moment hard aan gewerkt vanuit alle hoeken en gaten van Coolsingel 40, zo geeft de directeur Bestaande Stad aan. ‘Het zit nu nog in de bestuurlijke en politiek verantwoordelijke pijplijn, maar dat instrumentarium zal op het Transformatiecongres, op 21 februari in De Doelen, verder uitgelegd worden. Sommige gebieden vragen om actiever overheidshandelen, maar we willen dit altijd samen doen met onze partners. De maakbare stad bestaat niet. We zijn ook geen overheid die alles maar bepaalt. We willen wel signaleren en faciliteren, daar waar het kan.’ Een van de instrumenten werd op 4 november bekend gemaakt. Het college van B&W introduceert een leegstandsfonds voor winkelstraten, waar minimaal negen miljoen in zit. Daarmee kan Rotterdam op cruciale plekken vastgoed aankopen en doorverkopen aan (markt)partijen die bijdragen aan de verbetering van winkelstraten.
Op 21 februari organiseert de gemeente Rotterdam samen met Vastgoedmarkt en De Architect onder de noemer ‘Rotterdam zet door LIVE’ haar vermaarde tweejaarlijkse transformatiecongres in De Doelen in Rotterdam. Ben je nieuwsgierig naar de Rotterdamse aanpak? Schrijf je dan gratis in.
Acupunctuur
Binnen het ingewikkelde speelveld voelt Carlo Schreuder zich juist als een vis in het water. Tijdens een kennissessie op de Provada, vergeleek zijn collega Jos Melchers, directeur Gebiedsontwikkeling bij Stadsontwikkeling van de gemeente Rotterdam, de transformatie in zijn stad met acupunctuur. Er bestaat geen blauwdruk. Carlo Schreuder reageert daarop: ‘Dat is lastig, zou je misschien denken. Maar als het complex is, wordt het voor ons juist leuk!’ Hij ziet gebiedsontwikkeling ook een beetje als precisiechirurgie: ‘We zorgen met een klein mesje dat we de goede dingen doen – zodat je het karakter van de stad blijft herkennen.’ Als voorbeeld geeft hij de straathoeken in de naoorlogse wijken. Juist in de hoekpanden zat vroeger de bedrijvigheid: de kappertjes, de kruideniertjes, noem maar op. Carlo Schreuder: ‘Je kunt die panden heel gemakkelijk omturnen naar wonen. Maar dat past niet in de stedelijke structuur. Er zat ruimte en iets van vertrouwen in zo’n hoek. Als je daar simpelweg een woning van maakt, dan weet je dat daar de gordijnen altijd dicht zijn. Zo krijg je een gesloten hoek.’ Het voordeel van die ‘acupunctuur’ is dat de gemeentelijke overheid heel laagdrempelig kan werken. Dat betekent dat de ook de wijken meer aan zet zijn. Er is meer ruimte voor participatie en wijkinitiatieven – Rotterdam vraag ook uitdrukkelijk om suggesties uit de buurt. ‘We hoeven als gemeente niet perse het plan te maken, maar we staan wel open voor plannen. We durven de wijken te betrekken. Ik denk dat dat ook de kracht is van Rotterdam.’
Corona
Of het moeilijk is om binnen zo’n ingewikkeld speelveld en op zoveel niveaus het overzicht te houden, weet Carlo Schreuder eigenlijk niet. ‘Het lukt. Misschien zijn we onbewust wel bekwaam’, lacht hij. ‘We doen het met een brede scoop, een brede inzet en niet vanuit een beperkte productenlijst. De uitdaging zit er vooral in als ontwikkelingen heel snel gaan. Dat hebben we de afgelopen jaren door COVID wel gemerkt. De digitalisering van de maatschappij versnelde. Corona had in korte tijd impact op de ontwikkelingen die toch al speelden in de kwetsbare winkelgebieden: leegstand en verschraling werden een nog groter punt van zorg.’ Rotterdam werkte de afgelopen jaren nauw samen met vastgoedeigenaren en ondernemers om het tij te keren. In het toekomstbeeld 2021 – 2030, dat wordt besproken op het Transformatiecongres, presenteren gemeente, vastgoedeigenaren en ondernemers de Rotterdamse strategie. Er wordt ingezet op versterking van drie winkelgebieden (Centrum, Zuidplein, Alexandrium), de overige bijna zeventig kleinere winkelgebieden gaan vervormen van monofunctionele gebieden naar vitale kernen met ook maatschappelijke en culturele functies en plekken voor ambacht en maakindustrie. ‘We gaan werken op het grensvlak van wonen en werken’, vat Schreuder samen. En ook die ontwikkeling is door corona in stroomversnelling gekomen. Dat is mooi, vindt de directeur Bestaande Stad. ‘Door het vele thuiswerken zie je meer aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit in de eigen leefomgeving. Er komt behoefte aan groen. Wandelafspraken en lunchwandelingetjes zullen daar hun effect op hebben gehad.’
Rendement
Schreuder hamert op de samenwerking met alle betrokken partijen in de transformatieaanpak: eigenaren, ontwikkelaars, investeerders, corporaties. ‘Daarbij is het maatschappelijk rendement belangrijker dan het economisch rendement’, zo benadrukt hij. ‘Dat is ook de oproep die we naar elkaar moeten doen: laten we alsjeblieft met een andere bril op naar de transformatie van de stad kijken.’ Dat doen de marktpartijen steeds meer, constateert Carlo Schreuder. ‘Ze zijn niet voor honderd procent bezig met winst, maar tonen zich betrokken met de stad. Ze willen wel helderheid, een duidelijke visie. Ze willen ook tempo: niet te lang treuzelen, maar keuzes maken.’
Hoe vult Rotterdam haar eigen rol in? Met signaleren en aanjagen alleen kom je er als gemeente niet. ‘We zullen ook weleens wat verder moeten gaan’, betoogt Carlo Schreuder. ‘Daar waar de markt faalt, moet je als overheid ingrijpen. Dat is het spanningsveld waar we inzitten. We werken aan een uitgekiend gezamenlijk beleid. Maar in de tussentijd zullen we misschien ook objecten moeten gaan opkopen om ze weer voor andere ruimtelijke vraagstukken te gaan terugzetten in de markt. Dat kan als woning zijn, maar ook als atelierruimte of als winkel in een bepaalde branchering. Dat is best een trendbreuk, maar we moeten daar naar durven kijken om sommige wijken in balans te brengen.’
Trots
Naast deze transformatie kent Rotterdam nog zoveel uitdagingen, zegt Schreuder blij. Hij start een kleine opsomming: ‘Een goede groei van de stad. Goede verdichting in de bestaande stad. Hoe blijven we investeren in de pakweg 330.000 objecten die we in Rotterdam hebben? Daarmee moeten we de verduurzaming aangaan. Hoe krijgen we ze van het gas af? … Hoe zorgen we dat particuliere verhuurders als goede huisbazen gedragen? Hoe zorgen we voor balans op de woningmarkt – en gaan we te hoge huren voor te kleine, slechte woningen tegen? Samengevat: hoe gedraagt de gemeente zich als een goede marktmeester op de woningmarkt en de huurmarkt?’
Schreuder pakt die uitdagingen graag op. Hij is trots op zijn stad. Dan gaat het hem echt niet alleen om die iconen van 215 meter hoog – zoals de Zalmhaven. ‘Ik voel ook trots over al die steigers die overal staan. Het zijn plekken waar we weer kwaliteit toevoegen aan de stad. Dat heeft zich in het verleden al bewezen. Zoom maar in. Kijk naar het Hart van Zuid, hoe de stad zich heeft ontwikkeld rond het Zuidplein. Kijk naar Katendrecht als geheel, maar vooral naar het Deliplein of de Fenixloods. De horeca die er nu zit. Het zijn projecten van lange adem, nu komt het rendement er uit. Daar mogen wij, maar ook de vorige colleges best trots op zijn.’ Rotterdam is vooral een fantastische stad om te zíjn, vindt de directeur Bestaande Stad. En iedereen mag er zijn. ‘Dit is een inclusieve stad, met al die nationaliteiten en iedereen die met elkaar samenwerkt. We geven er met z’n allen vorm aan.’
Droomstad
Toch valt er best nog wat te dromen. De droomstad van Schreuder is een levensloopbestendige stad. ‘Ik zie een stad voor me waarin je als je ‘woonpromotie’ maakt – al is dat een heel vervelend woord – altijd op je plek kunt zijn. Van studeren, naar samenwonen, naar een gezin met kinderen en het ‘empty nest’ daarna: in alle fases in het leven van hopelijk tachtig of negentig jaar moet je de keuze kunnen hebben om in de omgeving te blijven die bij jou past. Dat is waar je sociale netwerk is. Nu zien we nog teveel dat die keuzevrijheid er niet is. Je wordt gedwongen om naar een omgeving te verhuizen die niet ‘van jou’ is. Eigenlijk zou je altijd in je eigen wijk of je eigen biotoop moeten kunnen blijven, zodat je in een volgende levensfase nog steeds naar je eigen groenteboer, je vertrouwde theater of wijkhuis kunt. Op zo’n manier ontstaat echt een inclusieve stad!’
Hij had het voor zichzelf ook gewenst, maar het is anders gelopen. ‘Ik ben geboren en getogen in Rotterdam-Noord, in een versteende omgeving, tussen het blik en met de tram voor de deur’, vertelt Carlo Schreuder. ‘Tweehoog achter, ik weet hoe het was. Toen ik mijn vrouw leerde kennen, wilden we graag in de stad blijven wonen. Er was alleen geen geschikte woning. Dus moesten we de stad uit. Alhoewel? We wonen nu in de Hoeksche Waard. Dat is ongeveer achttien kilometer naar Coolsingel 40, dus eigenlijk nog gewoon Rotterdam.’
Dit artikel is gesponsord door de gemeente Rotterdam.