Bouwend Nederland maakt zich zorgen dat ook de komende jaren de woningproductie achterblijft bij de vraag. Ondanks initiatieven als de Woondeals en de ambitie zoals beschreven in de Nationale Woonagenda, vallen de cijfers volgens de bouwbranche erg tegen. De afgelopen jaren zijn er te weinig woningen gebouwd en er zijn te weinig bouwplannen die op korte en middellange termijn uitgevoerd kunnen worden. Dit blijkt uit het vandaag gepubliceerde EIB onderzoek ‘Effectief planaanbod en nationale bouwambities’.
Cijfers EIB-rapport
De cijfers uit het EIB-rapport planaanbod laten zien dat de productie van nieuwbouwwoningen de afgelopen drie jaar gemiddeld 20 procent achterbleef op de 75.000 woningen die de Nationale Woonagenda jaarlijks wil opleveren. Ook het ombouwen van kantoren naar woningen draagt te weinig bij.
Zuid-Holland en Utrecht
'Ook voor de komende jaren lijken er onvoldoende woningen opgeleverd te worden,' zegt Maxime Verhagen, voorzitter van Bouwend Nederland (foto). 'In alle provincies tezamen zijn tussen 2019 en 2024 ruim 450.000 woningen nodig. Hiervan kan maar 70 procent (ruim 300.000 woningen) op korte termijn gerealiseerd worden. In groeigebieden, zoals Zuid-Holland en Utrecht, is dit percentage met 58 procent nog lager, en dan moet er nergens een kink in de kabel komen. Voor de overige 150.000 woningen geldt dat de grond nog geen woonbestemming heeft. Hiervan is onbekend wanneer en of deze omgezet worden in concrete woningen.'
Complexe bouwlocaties
Het EIB concludeert dat juist in gebieden waar veel druk op de woningmarkt is, gemeenten geneigd zijn te kiezen voor complexe bouwlocaties die veel risico’s op jarenlange vertraging kennen. Bij het aanwijzen van bouwlocaties zijn haalbaarheid van plannen, en het op tijd kunnen voldoen aan de woningvraag nog te weinig een punt van aandacht van overheden.
Minister als mediator
Bouwend Nederland pleit voor drie acties om de woningmarkt beter in balans te krijgen. De haalbaarheid van bouwplannen moet inzichtelijk worden gemaakt, onder meer daar direct al aan te gaven of er een woonbestemming is of dat er omgevingsrisico's zijn. Ook moeten decentrale beslissers (provincies en gemeenten) volgens Bouwend Nederland beter gaan samenwerken. Als zij er onderling niet uitkomen, moet de minister als mediator optreden en desnoods besluiten kunnen opleggen. Dit voorkomt dat beslissingstrajecten stagneren over waar gebouwd mag worden. Ook wil de sector weg van de discussie over binnen- of buitenstedelijk bouwen en stelt dat er bij acute woningnood ook gekeken moet worden naar bouwlocaties aan de rand van de stad.
'Vingerwijzen'
'Laten we stoppen met vingerwijzen en samen kijken waar we op korte termijn woningen kunnen bouwen, zodat Nederlanders kunnen kopen en huren waar ze graag willen wonen', concludeert Verhagen.